Sluisweg en Lage Ham
De Sluisweg was een eeuwenoude zandweg die de verbinding vormde tussen den Ham en het westelijker gelegen achterland zoals Laag- en Groenstraat. Aan deze zandweg werd bij Raadsbesluit van 15 mei 1912 de naam Sluisweg gegeven. Deze naam werd niet zomaar gegeven maar was ontleend aan een in vroegere tijden in de Donge gelegen waterkering die in oude akten meestal als “sluis“ of “schutsluis“ werd aangeduid.
Weg
De Sluisweg was een eeuwenoude zandweg die de verbinding vormde tussen den Ham en het westelijker gelegen achterland zoals Laag- en Groenstraat. Aan deze zandweg werd bij Raadsbesluit van 15 mei 1912 de naam Sluisweg gegeven. Deze naam werd niet zomaar gegeven maar was ontleend aan een in vroegere tijden in de Donge gelegen waterkering die in oude akten meestal als “sluis“ of “schutsluis“ werd aangeduid.
Kadasterkaart uit 1832.
Locatie van het moleneiland.
Molens
De Sluisweg kwam uit bij het zogenaamde Molenblok. Al in 1350 en wellicht zelfs eerder zou er sprake zijn geweest van een watermolen hier aan de Donge. Deze molen werd echter afgebrand door Franse troepen in 1672, tijdens het Rampjaar. “Op een zomernacht brak eensklaps in de koren- en schorsmolen van den Prins brand uit en zette de omgeving in een rossen gloed. De Dongensche toren deed zijn weeklagend gebimbam hooren en de bevolking stormde bij den molen te hoop om de inwoners uit het molenhuis aan den vuurdood te onttrekken hetgeen ten einde gelukt is. Deze vreeselijke nacht bleef nog lange jaren een onderwerp van het gesprek vooral daar deze brand het begin was voor eene tragedie, waaraan voor een huisgezin de meest onaangename herinneringen zouden verbonden bleven”. Niet alleen de watermolen ging bovendien in vlammen op tijdens de Franse inval, maar ook vele woonhuizen. In 1674 zou de molen herbouwd worden.
In 1778, in opdracht van Stadhouder Willem V, werd hier ook een een achtkantige stenen windmolen, de zogenaamde Prinsenmolen gebouwd. Het was een zogenaamde domeinmolen die door de Nederlandse Staat werd verpacht Hierdoor ontstond een zogenaamde watervluchtmolen. Deze is zowel in gebruik geweest als korenmolen, volmolen en ook vooral als schorsmolen. De schors die in de molen werd gemalen was namelijk erg belangrijk voor de leerlooierijen, waarvan Dongen er vele tientallen gekend heeft. In de gemalen eikenschors, ook wel run genoemd in deze contreien, zit namelijk looistof, tannine. Deze is essentieel om te kunnen looien en van huiden leer te maken. De molens waren lange tijd in bezit van de familie Heijs.
Een dergelijke molen kon overigens best gevaarlijk zijn, blijkt uit dit bericht uit de krant van 1883: “Twee meisjes te Dongen, van 6 en 4 jaar, geraakten maandagmiddag te water bij den watermolen. Het oudste werd spoedig gered. Het jongste werd in bewusteloze toestand boven gebracht. Het rad van de molen had haar vrij ernstig verwond. Men vreest voor haar behoud.”
De Donge zag er overigens toentertijd op deze plek anders uit dan nu, met een eilandje in het midden van de stroom. Er was namelijk een vaart gegraven waardoor het water omgeleid werd via de molen. In 1910 ging de windmolen echter in vlammen op. De watermolen werd in 1912 buiten gebruik gesteld en in 1936 afgebroken. Het bijbehorende woonhuis staat echter nog steeds aan Sluisweg nummer 36 aan de oostelijke oever van de Donge. Ook valt er nog voor de brug aan de westkant van de rivier, tussen de struiken, een overgebleven stuk fundatie van de gasmotor uit de molenaanbouw te ontdekken.
Bruggen
De brug over de Donge aan de Sluisweg is een opvallende. De bakstenen van de brug zijn namelijk gemetseld in de stijl van de Amsterdamse School. In het begin van de twintigste eeuw werd er veel gebouwd in deze expressieve baksteenarchitectuur die bekend staat als ‘de Amsterdamse School’. Deze stijl kent een sculpturale vormentaal waarbij belangrijke punten vaak worden geaccentueerd met natuursteen. Vooral in Amsterdam zijn veel gebouwen en bruggen in deze stijl gebouwd, maar dus ook in andere delen van Nederland. Bekende architecten van de Amsterdamse School waren Jo van der Mey, Michel de Klerk en Piet Kramer. Ook veel sociale woningbouwprojecten dateren uit de Amsterdamse School-periode. Voorbeelden van gebouwen van de School zijn Radio Kootwijk, De Bijenkorf in Den Haag, het Hoofdpostkantoor in Utrecht, het Olympisch Stadion en Museum Het Schip in Amsterdam.
Er liggen hier overigens vele bruggetjes over de Donge. Vooral iets verderop bij de Lage Ham. Bijna elke woning lijkt daar wel via een eigen bruggetje toegang tot deze weg te hebben. Er is in het verleden regelmatig commotie geweest tussen bewoners en gemeente over wie er nu eigenlijk verantwoordelijk was voor onderhoud en vervanging van deze bruggetjes en over financiële compensatie. Volgens bepalingen in de wet op de ruilverkaveling in 1984 werd de gemeente eigenaar van de meeste bruggetjes, maar bepaald vlekkeloos is deze overgang niet gegaan. Veel bewoners waren ontevreden. Zo was er in 1991- 1992 zelfs sprake van een heuse ‘bruggen-affaire’. Deze kwam pas tot een einde na lang gesteggel, toen er een definitief plan kwam waarbij overeenstemming werd bereikt met bewoners over financiële compensatie en toegeven van fouten aan de kant van de gemeente.
Brug Sluisweg met woonhuis dat hoorde bij de voormalige watermolen (afgebroken in 1936).
Overstroming van de Donge in de Lage Ham.
Lage Ham
De Donge stroomt naar het noordwesten evenwijdig aan een lange weg, de Lage Ham. De bewoners aan deze straat hebben een haat-liefdeverhouding gehad met de rivier. Voor de bouw van de Deltawerken en de afsluiting van het Haringvliet overstroomde de Donge namelijk geregeld. Bovendien was er zelfs nog lang sprake van getijdewerking in het riviertje. De Donge kon de toevoer van veel regenwater en de getijdewerking in dit laaggelegen gebied vaak simpelweg niet aan. Natte voeten waren het gevolg. Bovendien bood de Lage Ham geen enkele beschutting tegen overstromend water. Er liep geen dijk langs bijvoorbeeld. Van deze overstromingen van de Lage Ham zijn nog veel foto’s bewaard gebleven.
Voor de werkgelegenheid was de Donge hier echter heel belangrijk. Het was namelijk vooral aan de Lage Ham dat er erg veel looierijbedrijven aan de Donge werden gevestigd. De rivieroever stond hier in de negentiende en begin twintigste eeuw vol met palen waartussen de huiden werden gehangen om te laten stromen en uit te zoeten. Dit was echter ook een reden waarom de rivier nogal eens buiten zijn over trad. De huiden belemmerden namelijk geregeld de doorstroming van de rivier, waardoor de rivier zandbanken vormde, als gevolg waarvan de Donge minder water kon bergen en buiten zijn oevers trad. Het aangrenzende land werd keer op keer overspoeld. De landbouwers in dit gebied wendden zich tot het waterschap en tot de gemeente, maar die laatste verwaarloosde al ‘jaren en jaren’ het onderhoud van de rivier schromelijk.
‘Grote stank’
Door het inwerkingtreden van het Deltaplan en het afsluiten van het Haringvliet kwam er grotendeels een eind aan de overstromingen. Hierdoor verdween de werking van eb en vloed op de Donge en daarnaast konden ook grote hoeveelheden regenwater beter verwerkt worden. Het had echter ook nadelen. De ‘Grote Stank’, de vervuiling van de rivier, was hiermeen namelijk nog niet verdwenen. Sterker, die werd door het verdwijnen van het getij alleen maar groter. De vuiligheid in de rivier werd zo namelijk moeilijker weggespoeld.
De Donge vormde in die tijd zelfs een reëel gevaar voor de gezondheid. Zo berichtte De Stem op 25 mei 1971 het volgende: “Onlangs is een kind van 2 jaar spelenderwijs in het water geraakt en kon aanvankelijk door het koelbloedig optreden van de heer A. Kimenai gered worden. Toen bleek dat de peuter geen teken van leven gaf, heeft zuster Kerkhof en een onbekende met succes mondop-mond-beademing toegepast. In het ziekenhuis in Oosterhout werd het kind onmiddellijk ter observatie opgenomen en zal er nog 4 weken moeten blijven om eventuele paratyphus, veroorzaakt door het vuile water, te bestrijden. Al degenen die meegewerkt hebben om het kind te redden kregen een penicilline-kuur of moesten ontsmettingsbaden nemen.”
Bovendien stond er op de hoek van de Sluisweg en de Lage Ham ook een grote lijmfabriek van de firma Trommelen. Deze verwerkte de vleesresten afkomstig uit de leerlooierijen tot huidlijm, ook wel technische gelatine genoemd. De huiden werden hiertoe vroeger gewoon in de buitenlucht naast de Donge gekalkt. Dit resulteerde nogal eens in een flinke rotte eierlucht. Dit werd vooral een probleem toen er in de nabijheid van de fabriek een nieuwe woonwijk werd gebouwd, West 2. Buurtbewoners begonnen te klagen over de stank en het vervuilde riviertje. Protestteksten als “Trommel rot op met je rommel. Dit is onze dank voor jullie stank”, verschenen er op de muren in de buurt. Uiteindelijk verhuisde het bedrijf In 1978 naar het nieuwe bedrijventerrein Tichelrijt bij het Wilhelminakanaal. Aldaar werd een vernieuwde fabriek met eigen biologische zuiveringsinstallatie voor het afvalwater in bedrijf genomen. Het bedrijf is nu gespecialiseerd in farmaceutische en eetbare gelatine, die voornamelijk gewonnen wordt uit varkenszwoerd.
Pas toen de zuiveringsinstallaties eind jaren zeventig en tachtig door de gemeente en verschillende bedrijven werden geïnstalleerd als gevolg strengere milieuwetgeving, verdween het gevaar voor de volksgezondheid en kwam er ook weer leven terug in de rivier. Vervuilende bedrijven verdwenen of werden verplaatst, de Donge werd schoongemaakt en het Dongegebied werd gesaneerd. Heden ten dage vormen de oude looierijen gelegen aan de Lage Ham en de Donge, althans degene die aan de slopershamer zijn ontsnapt, gewilde, authentieke gebouwen om woningen van te maken.
Lijmfabriek Trommelen.