Rode brug en watertoren
Rode brug
Dongen bezat na toestemming van de Prins van Oranje een haven op Oosterhouts grondgebied, de Groenendijkse haven. Door regelmatige overstromingen van rivier de Donge waren de oostelijke toegangswegen naar de haven regelmatig onbegaanbaar. Een brug over de Donge was noodzakelijk, maar stuitte op verzet van Oosterhout. Na een juridische strijd kon de brug in 1739 gerealiseerd worden. De vroegere houten brug is in 1918 vervangen door deze brug van beton en de kleur rood geeft aan dat het gemeentelijk bezit is.
Watertoren
In de 19e eeuw kwam er meer behoefte aan schoon drinkwater via waterleidingen. Om druk op het water te krijgen, werden er watertorens gebouwd.
Deze watertoren is gebouwd in 1923. In de Tweede Wereldoorlog waren de watertorens prima observatieposten voor de Duitse bezetters. Einde oorlog bliezen de Duitsers watertorens op, maar deze is gered door verzetshelden uit Dongen. Sinds 2004 is de watertoren in het in bezit van een ingenieursbureau.
Rampjaar
In 1675 werd er een haventje aangelegd bij het Oosterhoutse buurtschap Groenendijk. Daarvoor werd ook een 2,5 km lange vaart gegraven van de noordelijke bevaarbare Donge naar een nieuwe zwaaikom met loskade. Deze voormalige haven komt u ook op deze fietsroute tegen. Via de Donge, deze haven en Oosteind werden met paard en wagen hout, stenen, plavuizen en ander bouwmateriaal aangevoerd naar Dongen. Deze aanvoer was van groot belang voor Dongen, omdat tijdens het Rampjaar, in 1672, meer dan 80 huizen in het dorp door brand waren verwoest. Deze brandstichtingen waren gepleegd door het Franse leger gedurende hun inval in Nederland tijdens de Hollandse Oorlog. Met de bouwmaterialen kon het dorp weer opgebouwd worden.
Het kleine bruggetje waar u nu bent lijkt niet veel voor te stellen, maar de aanleg ervan was voor Dongen erg belangrijk. De Groenendijkse haven, was vanaf Dongen namelijk vaak moeilijk bereikbaar, omdat de Donge hier bij de laaggelegen Lage Ham vaak overstroomde. De Dongense schepenen deden daarom een verzoek aan de Prins van Oranje om hier een nieuwe brug en een stuk weg aan te mogen legen aan de oostzijde van de Donge die aansloot op de Hoge Dijk, waardoor de haven beter bereikbaar zou zijn. Dit zou echter op Oosterhouts grondgebied zijn. Ondanks hevige Oosterhoutse protesten komt op 21 augustus 1739 de toestemming voor de nieuwe weg en de nieuwe brug, de Rode Brug. De weg ligt er zelfs al twee maanden voordat de toestemming komt. De brug wordt hetzelfde jaar nog gebouwd door meester-timmerman Jan Scheerders voor een bedrag van 145 gulden.
De karakteristieke Rode Brug dankt zijn naam aan de bestuurders van Dongen die gemeentelijke eigendommen rood plachten te schilderen. In een besluitenregister van 1779 wordt dat een gewoonte genoemd die ‘al van ouds’ van kracht is. Aan de houten brug op deze plaats komt in 1918 een einde als de gemeenteraad besluit het hout te vervangen door een betonnen brug. De rode beschildering van de brugleuningen is echter gehandhaafd en de benaming ‘Rode Brug’ is dus nog steeds terecht. Bovendien is het een van de oudste bruggen van het dorp.
Langs de Lage Ham zijn overigens tientallen bruggetjes te vinden over de Donge. In de zomer, bij laag water, is het ook mogelijk om onder deze bruggetjes door te varen met een kano. Hoewel dit nog niet vaak wordt gedaan, biedt dit een prachtige manier om Dongen vanaf te water te bekijken. De Donge stroomt nu nog grotendeels als een verborgen blauwe parel dwars door het dorp en is op plekken diep ingesleten in de bodem.
Hooitrek
De Groenendijkse haven was ook van belang om Dongense landbouwproducten uit te kunnen voeren via het water. Het riviertje de Donge in Dongen zelf was onbevaarbaar, deze was daar namelijk te smal en te ondiep. Via de Groenendijkse haven konden mest en hooi worden aangevoerd, stoffen die de landbouw in Dongen hard nodig had. Ook boeren uit zuidelijker regio’s, zoals uit Rijen, Gilze, Riel en zelfs Alphen wisten de weg naar dit haventje te vinden. Bovendien sloot de Groenendijkse Haven aan op de ’s-Gravenmoerse Vaart en daarlangs kwam je via de Donge bij Geertruidenberg en in de Biesbosch terecht. De Biesbosch was een belangrijk gebied voor veel boeren afkomstig van de zandgronden.
Het bedrijven van landbouw was in Dongen na de ontvening van de veengronden en het winnen van turf in die gebieden namelijk problematisch geworden. Tussen s-Gravenmoer en Dongen ontstond een groot verschil wat betreft landbouwmogelijkheden. In ’s Gravenmoer was er amper bouwland, maar juist heel veel grasland: vooral veel hooiland en ook weide. In Dongen was het juist andersom. Dongen had juist heel veel bouwland en heel erg weinig hooiland. Op de hoger gelegen zandgronden in het zuiden van Noord-Brabant, zoals in Dongen, was er tot ver in de negentiende eeuw namelijk een groot tekort aan mals en voedzaam gras voor de veeteelt. De Dongense boeren moesten hun hooi daardoor elders halen, bijvoorbeeld uit ’s-Gravenmoer, maar dat volstond meestal niet. Daarom werd vooral de Biesbosch gebruikt en werd daar door de zandboeren hooiland gepacht. Hier en in de polders van de Langstraat was er juist een overschot van gras te vinden.
Al vanaf de zestiende eeuw werd dit gras, in gedroogde vorm, als hooi, van de noordelijk gelegen graslandzone naar de schralere zandgronden getransporteerd. De havens van Groenendijk en ‘s Gravenmoer speelden hierbij een belangrijke rol. Het hooi werd aldaar, nadat het gemaaid en gedroogd was, op hooiaken, platbodems en geubels, het kenmerkende boottype uit ’s Gravenmoer, geladen en via het water naar de Groenendijkse haven getransporteerd. Daarna werd het hooi verder vervoerd met hooikarren. In 1832 deed zo’n hooikar, getrokken door één paard beladen met 1500 pond hooi er dan vijf a zes uur over om in Riel te geraken. Deze hooitrek vond jaarlijks plaats. De hooikarren volgden een vaste route: via de Groenendijkse of ’s Gravenmoerse haven, via de Hoge Dijk, over de Lage Ham en de Rode Brug of door de Dongense Groenstraat en dan verder via Rijen, Hulten en Riel. Generaties lang hebben zo de zandboeren hun schamele hooivoorraad aan kunnen vullen. Pas rond 1900, door de mogelijkheid van extra bemesting door de uitvinding van de kunstmest, verdween deze hooitrek van de zandboeren.
Watertoren
Een opvallende ‘landmark’ in het landschap nabij de Rode Brug en de Donge is de Dongense watertoren. In de weide omtrek is hij dan ook te zien. De watertoren werd in 1923 gebouwd om de watervoorziening te verbeteren. Hij is bijna 45 meter hoog en had de beschikking over een waterreservoir van 500 m3. Alleen de watertorens in Etten-Leur en Roosendaal zijn groter dan de Dongense in West-Brabant.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog waren veel watertorens in gebruik als observatiepost. Zo ook deze watertoren. In mei 1940 trok een Duitse artillerieafdeling door Dongen en richtten in de watertoren een zogenaamde ‘Beobachtunsstellung’ in, een waarnemingspost. Door de observaties vanuit de toren konden Nederlandse en Franse troepen onder vuur worden genomen. Deze waren op de vlucht vanuit Tilburg in de richting van Breda. Aan de Klein Dongenseweg werden door de Duitsers drie batterijen met elk vier zware kanonnen opgesteld waarmee de terugtrekkende geallieerde troepen werden beschoten. De Duitse eenheid trok vervolgens verder om bij Rotterdam stelling te nemen en bij de laatste schermutselingen voor de Nederlandse overgave vuursteun te geven.
In oktober 1944 waren het echter de Duitsers zelf die zich terug moeten trekken uit Dongen als gevolg van de geallieerde opmars. Veel watertorens werden door het Duitse leger op hun terugtocht opgeblazen, zodat ze niet als observatiepost door de geallieerde legers gebruikt konden worden. Zo werden de watertorens van Steenbergen, Zevenbergen, Fijnaart, Dinteloord, Lage Zwaluwe, Gilze en Almkerk allen door de Duitsers opgeblazen. Zo verging het echter niet de Dongense watertoren. Dat de toren van Dongen niet is opgeblazen is te danken aan enkele leden van de verzetsgroep uit Dongen. Ook in de Dongense watertoren was namelijk door de Duitsers springstof aangebracht met als doel de watertoren te vernielen. Een viertal verzetsmensen wist echter bijtijds ontstekingskabels door te knippen en de springstof in de Donge te gooien waardoor de toren is blijven bestaan.
De toren was in gebruik van 1924 tot 1975. Daarna trad verval in. In 2004 werd de watertoren gekocht en vond er een jarenlange, grondige renovatie plaats. Tegenwoordig heeft de watertoren een bestemming als woonhuis en kantoorruimte.
Meer informatie
https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/de-roode-brug
https://www.tijdmachineoosterhout.nl/detailview.aspx?id=3248
https://www.watertorendongen.nl/
https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/watertoren-dongen
Wehrmachtmilitair bij de watertoren.
De Dongense watertoren na verbouwing en restauratie.